Het mini-eindspel mag zich al vele jaren bij de eindspel-componisten in een grote populariteit verheugen.
Maar of dit bij de achterban van eindspelliefhebbers ook het geval is, zou ik zo niet weten.
Witte dammen die niet zelden met ondoorgrondelijke manoeuvres alle kanten op kunnen zwiepen, daar houdt niet iedereen van.
Maar hier geen moeilijk gedoe; de zes zwarte schijven staan immers zo ongelukkig opgesteld dat de twee witte die zelfs met speels gemak weten te kloppen. In de hoofdvariant kan zwart het schijfverlies nog wat beperken. Maar wit plaatst doodleuk een nieuwe én dodelijke aanval op de resterende vier schijven.
Rest mij verder nog even te wijzen op de best unieke B-variant: de positie na 31! kan namelijk
alleen met een slag - maar niet met een schuifzet- naar veld 31 bereikt worden.
Eerst weer de hoofdvariant: 1 (39AB) 15, 4! (28CD) 25 (32) 20 (37) 47 +.
De drie belangrijkste varianten kunnen met zwart aan zet, beginnend met de standen na wits zet daarvoor, hieronder nagespeeld worden.
Onlangs liep ik spelenderwijs tegen de positie 23, 34/24, 38, D36 aan. Zwart aan zet verliest in twee varianten en in beide verdwijnt de dam die hij nog mag halen, steeds in een welbekende vangstelling.
Maar, vroeg ik me af, kunnen we deze twee vangen ook al als een duo? Mogelijk nog niet. Dus kon het best lonen om maar eens te gaan stoeien met dit gegeven.
Al snel kwam ik tot de bijgaande leuke verdieping waarin de kiemcel zich zomaar laat versmelten met een klein maar fijn mini-eindspel – variant A met al haar vertakkingen.
Dat de variant B wat ontsierd wordt door een veldkeus, soit!
Hieronder links de hoofdvariant: 4 (18AB) 36 (28C) 41! (39) 5 (44) 24-19 +.
Rechts de belangrijke variant A: (19) 36, 41! (29D) 47 (39) 33 (28) 35 (32E) 24 (37) 47 +.